Kinderdichter Zuidhorn 2015
Tom Withaar

De gedichten van Tom

Kijken

Ik kijk, kijken naar het gras, de hemel en de bomen die het gras en de hemel verbindt terwijl ze
wuiven in de wind.
Naar de vogels en de wegen.
Naar de inkt die vloeit en stroomt om een verzameling woorden vast te leggen.
Naar het vuur waar hoop en liefde in brandt.
Naar de spleet in de aarde waar haat en wanhoop zich verschuilen voor daglicht, maar wanneer je de
maan en de hemel bezaait met sterren ziet, komen deze twee angsten naar boven om zich als een
sluier om de wereld te slaan.
Kijken naar elfjes en kabouters en alles wat nog meer in sprookjesboeken staat
Dus kijk niet alleen naar de wereld zoals iedereen hem bekijkt
maar ook zoals je hem in je eigen gedachten ziet.

Sommige dingen moeten gebeuren

Sommige dingen moeten gebeuren
In een spiegel moet gekeken worden
In een traan moet je jezelf kunnen zien
Een maan moet kunnen schijnen over een treurwilg die huilt
Een lied moet gezongen worden ook al is het zo verdrietig als een kind, zoekend naar zijn ouders,
zwervend in de nacht
Dat verdriet getroost moet worden is een leugen
Hoe je het ook probeert: met muziek, een balpen, een vulpen, een taal die ze spreken in ik weet niet waar
Door mijn gedicht van een waterval af te gooien
Door vuur te laten likken aan mijn gedicht
Nooit zal het lukken om verdriet, al het verdriet van de wereld te troosten

 

Overal waar het water stroomt

De zee, haast noorderwind, net niet, ook een beetje wijkend naar west
Daar voer een schip, met blauwe zeilen, blauw met een beetje groen
Waar de mast in het schip gepoot was lag het scheepsrecht, groot en machtig
Dat recht, maar het schip kromgetrokken, gekromd door de kracht van de zee
De macht, de kracht die hou je niet tegen
De macht, de kracht niet met gedachten, de wil
Dat het zeerecht recht is zegt niks over het kromme, het kromme van de zee
Nergens de is zee recht
Maar overal waar water stroomt heerst het zeerecht

Geschreven voor WinterWelVaart 2015

Het bos naar de boeken

Ze zei het nog zo, ze zei het nog zo, maar nee hoor,
Ik trok mijn rode kap ver over mijn hoofd
Ik verdween in de alles ziende moederogen het bos in
Soms volg ik in plaats van het kiezelpad mijn gedachten
Al is het soms verstandiger om op de aarde te blijven als je je bevindt in het bos

Ik zag een boekenkast
Dat deed mij denken aan dat hardnekkige kleine ding
Je moet namelijk weten dat als ik een boek lees ik kan reizen,
Zonder te rijden, te lopen of te fietsen, welteverstaan,
Naar een wereld zo mooi, niet in woorden te omschrijven
Of eigenlijk wel, want dat is het eigenlijk, een woordenwereld
Er is één manier om mij terug te halen,
Door die vervelende punt, onder aan de laatste pagina.

Zonder titel

Ik kon de zon niet meer zien, wel de lollykleurige gloed die hij spiegelde op de wattenwolken
De wind blies donkere en wittere vlakken op de veelkleurige zee

Vele van de bergen die het meer omsloten, kleurden blauwig grijs, maar het eiland aan de horizon werd overgoten in zonlicht
De zon zorgde voor een ietwat heilige stilte op het eiland tussen de golven van de zee

De lucht was prachtig en veelkleurig
Ik probeer het nu wel maar de lucht is in zijn oneindige kleuren en beweging niet te beschrijven

De roze gloed kleurde langzaam blauw
De nacht trok langzaam over de lucht tot er niks meer te zien was

Mijn ogen wenden aan het duister, ik zag de baai in een nachtelijk oogpunt
Gele en witte lichten lichtten op uit de stad
De bomen voor de stad verschuilden de stad bij daglicht maar de lampen schenen door de bomen, in de nacht

Een hand streek een lucifer af
Een tong van vuur begon te likken aan het houtje
De hand rijkte naar een lange witte kaars
De tong vermenigvuldigde zich op de lont van de kaars
De wind doofde de lucifervlam
Het water werd één gapend gat van duister, tot de dag begon

Alleen maar stemmen

Open de gordijnen van mijn eigen theater
Richt de theaterlampen op het midden van het podium,
om de hoofdpersonages in het donker te laten staan
Om kostuums waar jaren aan geknutseld is niet te laten zien
Zodat niemand in de zaal de topacteurs zal kunnen zien
alleen hun stemmen zal kunnen horen
Om dan een compleet donker theater te zien
een witte cirkel omgeven door leegte
Alleen maar niets, heel veel niets

Geschreven tijdens WinterWelVaart voor de Poëziemarathon

Zonder titel

De zachte zalvende zoete woorden klonken over dat wat gebeurd is
Ik stond op de duikplank, de hoogste van de drie
Een vlammenzee brandde in het zwembad
De zachte zalvende zoete woorden dwongen me een soort van de diepte in

Weet je nog dat je dood ging
Ik voelde de hitte van het vuur niet meer
De laatste keer dat ik licht zag
De stem in mijn hoofd verdween